Hoe praktijkopleiders studenten beoordelen tijdens stages
”Leren in de beroepspraktijk is voor veel studenten waar het over gaat. Het is de periode waarin ze daadwerkelijk professional worden. In Nederland hechten we veel waarde aan praktijkervaringen en in het beroepsonderwijs vertrouwen we sterk op de beoordeling die voortkomen uit deze leerwerkplekken”, zegt Marlies de Vos, lerarenopleider en onderzoeker bij lectoraat Beroepsonderwijs. “Tijdens een stage moet er echt geleverd worden door studenten, en begeleiders zijn kritisch. Maar we weten niet goed waarom werkplekbegeleiders beoordelen zoals ze doen. Hoe komen ze tot een definitief eindoordeel? Wat is het proces dat ze doorlopen voordat ze tot dit oordeel komen, dat verder gaat dan de opdracht alleen? Zo’n traject draait vooral om subjectieve aspecten en nuances. Bijvoorbeeld, was de student een prettige collega?”
Persoonlijke criteria
Praktijkopleiders beginnen al met beoordelen op het moment dat zij de student voor het eerst ontmoeten. Het beoordelingsproces valt te vergelijken met een foto die moet laden op een computer. Het complete plaatje is in grote lijnen vrij snel zichtbaar, maar nog niet alle pixels zijn scherp. De dagelijkse indrukken die de praktijkopleider opdoet tijdens het werken met de student voegen niet alleen steeds meer pixels, maar ook diepte, contrast en scherpte toe aan het initiële beeld. Gaandeweg de stage wordt het plaatje steeds rijker en complexer, totdat er een helder beeld is van hoe de student functioneert als beginnend beroepsbeoefenaar.
In het beoordelingsproces betrekken praktijkopleiders informatie uit verschillende bronnen. Ze kijken en luisteren mee terwijl de student werkt, horen van anderen hoe het gaat en bekijken producten die de student maakt. Vervolgens hanteren ze verschillende criteria om op basis van al die informatie tot een beoordeling te komen. Deze criteria zijn persoonlijk en verschillen per praktijkopleider. Wel is er een gedeeld beeld van belangrijke competenties per beroep.
Resultaten van het onderzoek
De resultaten van het onderzoek laten zien dat het perspectief 'meten is weten' lang niet altijd van toepassing is op beoordelingsprocessen in de beroepspraktijk waar studenten stage lopen. Praktijkopleiders zijn immers mensen met eigen ideeën en referentiekaders. Zij vormen vrij snel een beeld van wat de student kan, terwijl ze tegelijkertijd dat beeld blijven toetsen aan hun dagelijkse ervaringen met de student.
In haar proefschrift concludeert De Vos dat het aanbeveling verdient om samen met praktijkopleiders, mbo- en hbo-opleidingen en studenten te komen tot een werkwijze of instrumentarium om het beoordelingsproces meer tastbaar te maken.
De Vos: ”Wat ik van de begeleiders terugkreeg, is dat ze zich veel bewuster werden van hun mening over de student en waarom ze die mening hadden. Door mijn vragen moesten ze voortdurend hun denkprocessen expliciet maken. Dat hielp bij het begeleiden; ze maakten bewustere keuzes.”
Bruggen bouwen
“In mijn postdoc wil ik graag met studenten, opleidingen en praktijkopleiders kijken of we het proces van beoordelen kunnen vastpakken. Dat het beoordelingsproces voor praktijkopleiders bewuster wordt, en dat studenten en opleidingen de informatie in de beoordeling kunnen gebruiken voor het leerproces. Als opleiders denken we vaak dat we de wijsheid in pacht hebben, maar de mensen in de beroepspraktijk denken vanuit een andere context. Daar moeten we in het onderwijs niet te gemakkelijk overheen stappen. Daar wil ik graag een brug tussen bouwen.”