Tijdens de opleiding

In het eerste half jaar van de opleiding oriënteer je je op het leraarschap. Je maakt kennis met verschillende middelbare scholen en onderwijsvormen en je ontwerpt een onderwijsactiviteit die je ook uitvoert. Een centraal thema is 'vakoverstijgend leren en onderwijzen in de exacte vakken', waarbij wordt aangesloten bij actuele ontwikkelingen in het Nederlandse onderwijs. Je start in deze module ook met het zoeken van een leerwerkplek.

Dit is de eerste module in de leerlijn pedagogisch handelen. Op je leerwerkplek krijg je als leraar dagelijks te maken met adolescenten. Een goed contact met je leerlingen is de basis voor lesgeven. Om contact te kunnen maken is het belangrijk dat je begrijpt hoe adolescenten zich ontwikkelen, welke rol opvoeding speelt bij die ontwikkeling, wat hen bezig houdt en waar hun interesses liggen, wat hen motiveert en hoe ze zich gedragen in groepen. Contact maken begint vaak al als de leerlingen binnenkomen in de ruimte waar jij lesgeeft. Hoe pak je de eerste kennismaking aan, hoe geef je invulling aan jouw rol als gastheer en pedagoog, hoe voer je kleine, informele gesprekjes met leerlingen en hoe stel je onzekere leerlingen op hun gemak?

Aan de hand van open, wiskundige problemen ontwikkel je strategieën om deze op te lossen. Het gaat om problemen, waarvan je niet vooraf weet welke wiskunde je nodig zal hebben. Je leert strategieën om deze problemen toch aan te pakken en ook leerlingen helpen bij het oplossen van zulke problemen.

Je duikt in de wereld van de getallen. Zo leer je beschrijven wat een positiestelsel is en kun je voorbeelden ervan geven. Ook leer je elementaire begrippen uit de verzamelingenleer kennen en toepassen.

Je leert telproblemen oplossen met behulp van combinaties, variaties, permutaties en samenstellingen daarvan. Ook leer je omgaan met kansregels en kansproblemen.

In deze cursus ga je aan de slag met differentiëren en integreren. Dat betekent onder andere: limieten berekenen met behulp van standaardlimieten en de rekenregels van limieten en differentiequotiënten berekenen en deze interpreteren als gemiddelde verandering op een interval.

Je gaat aan de slag met lijnen, vlakken, cirkels en bollen. Je leert hoeken berekenen, stelsels vergelijkingen oplossen en nog veel meer. Ook parabolen en hyperbolen komen aan de orde.

Je werkt bij rekenopgaven verschillende juiste en mogelijke onjuiste oplossingsstrategieën uit. Je voert een rekengesprek waarbij het drieslagmodel een leidraad vormt. Je laat tijdens een rekengesprek een leerling onder woorden brengen wat hij denkt bij het uitwerken van een rekenopgave. Ook ga je aan de slag met verhoudingen, rekenparagrafen en didactische modellen.