Met het SamenSpeelAkkoord zet de HU zich in voor inclusiviteit in de speeltuin
Een inclusieve samenleving begint op de speelplaats, waar kinderen met en zonder beperking samen kunnen spelen. Dat is de inzet van het SamenSpeelAkkoord, een convenant van 14 partijen - waaronder Hogeschool Utrecht en twee ministeries. Zij spreken af zich in te zetten voor een inclusieve speelcultuur, meer samenspeelplekken en meer toegankelijke kennis over samen spelen. Op 3 december werd het akkoord getekend.
Spelen is van levensbelang voor alle kinderen. Als kinderen de kans krijgen, spelen ze altijd en overal. En vooral: samen met andere kinderen. Voor meer dan 100.000 kinderen met een beperking is samen spelen niet altijd vanzelfsprekend. Negen van de tien speelplekken zijn voor hen niet toegankelijk. Opvoeders en zorgverleners stellen zich vaak (te) beschermend op. En kennis over samen spelen ontbreekt of is moeilijk te vinden. De gevolgen zijn groot. Kinderen die niet samen kunnen spelen, worden geremd in hun ontwikkeling, hebben weinig tot geen vriendjes in de buurt, ervaren dat ze er niet bij horen en voelen zich eenzaam. Deze negatieve ervaringen dragen zij de rest van hun leven met zich mee.
Voorbereidend onderzoek
In het SamenSpeelAkkoord spreken veertien initiatiefnemers af dat ze zich vanaf 2020 gaan inzetten voor een inclusieve speelcultuur. Behalve de HU zijn dat de ministeries van VWS en Gehandicaptenzaken, de Speeltuinbende, de Vereniging Nederlandse Gemeenten en diverse jeugdorganisaties. Manon Bloemen, onderzoeker van het lectoraat Leefstijl en Gezondheid van de HU, is sinds 2017 betrokken bij dit onderwerp. “Samen met de Speeltuinbende hebben we onderzoek gedaan naar verschillende perspectieven op spelen voor kinderen met een beperking. Masterstudenten vroegen ouders en kinderen wat hen helpt en remt in het spelen, zowel wat betreft de inrichting van de speelplaats als in sociale dynamiek. Dat onderzoek vormt de basis onder een breder onderzoeksvoorstel dat wij in voorbereiding hebben.”
Barrières wegnemen
Dat bredere onderzoek is de bijdrage die Hogeschool Utrecht toezegt in het SamenSpeelAkkoord. Bloemen: “Uit ons voorbereidende onderzoek kwam naar voren dat we voor samen spelen twee belangrijke barrières moeten overwinnen. Daarop gaan mijn collega Eline Bolster en ik ons de komende tijd richten. De eerste is de fysieke barrière: het toegankelijk maken van speelplaatsen voor kinderen met een beperking. Maar toegankelijkheid alleen is niet genoeg: de speelplaats moet ook uitdagend zijn voor alle kinderen, anders valt er niet zo veel te spelen. Hoe kunnen we dat bereiken? Wat is ervoor nodig?”
De andere barrière die genomen moet worden is de sociale. “Kinderen met een beperking en hun ouders voelen zich niet altijd op hun gemak op een speelplaats waar ook kinderen zonder beperking spelen. Ze voelen zich voortdurend aangekeken. Ook kinderen zonder beperking en vooral hun ouders voelen zich ongemakkelijk, omdat ze niet weten hoe ze moeten omgaan met een kind met een beperking dat komt spelen. De vraag is dus, hoe we die sociale barrière kunnen wegnemen: hoe breng je kinderen in contact, hoe geef je ouders mee hoe ze hiermee kunnen omgaan?”
Gedragsverandering
Het is zaak dat beide barrières worden aangepakt, benadrukt Bloemen. “Anders ga je het niet redden. Dat is niet alleen zo met spelen, maar in de hele maatschappij. Het gaat om inclusiviteit: hoe kijk je aan tegen mensen met een beperking? Uiteindelijk moeten we gedragsverandering bewerkstelligen. Daarvoor maken we graag gebruik van de expertise van enkele onderzoekers uit het lectoraat Crossmediale Communicatie in het Publieke Domein, die overstappen naar ons lectoraat, en andere lectoraten binnen het thema Gezond en Duurzaam Leven. Ook werken we nauw samen met het lectoraat Co-Design, zodat we kinderen met en zonder beperking en hun ouders als ontwerper betrekken in het proces. Het heeft geen zin als wij iets gaan verzinnen achter onze laptop: kinderen weten zelf het beste hoe ze samen kunnen spelen.”
Manon Bloemen en Eline Bolster werken aan een onderzoeksvoorstel voor een vierjarige RAAK Pro-subsidie.