Nieuw onderzoek naar ondersteuning geneesmiddelengebruik voor patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden
Bij een chronische ziekte, zoals diabetes, is medicatiezelfmanagement van groot belang. Voor veel mensen is dit lastig, maar zeker voor mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden. Welke ondersteuning hebben zij nodig? HU-onderzoeker Boudewijn Visscher deed hier onderzoek naar en verdedigt zijn proefschrift hierover op 17 april aan de Universiteit Maastricht.
Door de toenemende vergrijzing stijgt het aantal patiënten met een chronische ziekte, die vaak behandeld worden met geneesmiddelen. Om de druk op het zorgsysteem te verlagen, wordt er steeds meer ingezet op het zelfmanagement van de patiënt op het gebied van de zorg. Dit is voor mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden niet gemakkelijk. Visscher bracht de behoeften van deze doelgroep in kaart en onderzocht de effectiviteit van bestaande mogelijkheden om mensen te ondersteunen bij goed geneesmiddelengebruik. Hij deed onderzoek bij het lectoraat Innovatie van Zorgprocessen in de Farmacie in samenwerking met het Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg (NIVEL).
Zorgen
“Beperkte gezondheidsvaardigheden strekken veel verder dan moeite hebben met het lezen van de bijsluiter. Het gaat er ook om dat je de communicatie met je zorgverlener begrijpt, dat je toegang hebt tot gezondheidsinformatie en deze kunt beoordelen en op de juiste manier kunt toepassen”, legt Boudewijn Visscher uit. “Mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden hebben soms moeite om de vaak ingewikkelde informatie te begrijpen, zeker bij het gebruik van meerdere medicijnen, en vinden het ook lastig om hun medicijnen juist en op tijd te gebruiken. Ook blijkt uit mijn onderzoek dat deze groep zich vaker zorgen maakt over de schadelijke effecten van medicatie en overmatig gebruik ervan.”
Zelfvertrouwen vergroten
Hoe neem je de zorgen weg en wat is de juiste voorlichting bij patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden? “Het begint, heel logisch, bij eenvoudigere en duidelijkere communicatie, waarbij goed moet worden nagedacht over hoe je de patiënt bereikt”, vertelt Visscher. “In mijn onderzoek heb ik gekeken waar de behoefte ligt van patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden en hoe zij hier beter in ondersteund kunnen worden. Er kwamen drie zaken naar voren. Op maat gemaakte informatie over medicatie maakt deze voor de patiënt begrijpelijker en gemakkelijker te beoordelen. Deze informatie moet in simpele taal worden aangeboden en bijvoorbeeld ook in animatievorm of gesproken tekst. Ten slotte zouden zorgprofessionals beter in staat gesteld moeten worden om de patiënten te ondersteunen in het vergroten van kennis en het verwerven van vaardigheden en zelfvertrouwen rondom medicatiegebruik.”
Kijksluiter
Met zijn onderzoek richtte Visscher zich op mensen met een chronische ziekte. Met die groep heeft hij gekeken naar de bruikbaarheid van de Kijksluiter. De Kijksluiter wordt aangeboden door de apotheek en geeft met animatiefilmpjes en gesproken tekst toelichting over het gebruik van zo’n 10.000 medicijnen. “De Kijksluiter blijkt voor patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden een geschikt hulpmiddel om hun medicatie beter te begrijpen. Patiënten vinden de filmpjes prettig, maar hebben lang niet altijd toegang en voldoende digitale vaardigheden. Ze hebben bijvoorbeeld geen smartphone of computer, of kunnen daar niet goed mee omgaan. Mijn advies is dan ook om deze hulpmiddelen actiever aan te bieden, door bijvoorbeeld in de apotheek samen te oefenen met het gebruik.”
Regie over eigen gezondheid
“Medicatiezelfmanagement zal in de toekomst alleen maar een groter aandeel krijgen binnen ons zorgsysteem. Regie over de eigen gezondheid is daarbij een speerpunt. Door patiënten te bereiken en te ondersteunen, draag je hier als zorgverlener aan bij. Met deze studie is een stap in de richting gezet om de behoefte van een moeilijk bereikbare groep goed in kaart te brengen en tevens op de juiste manier te ondersteunen bij hun medicatiezelfmanagement”, vertelt Visscher.