Met een flinke dosis positiviteit werken aan het lerarentekort
We kunnen niet meer om het lerarentekort heen. Dagelijks wordt er geschreven over de urgentie, wat er misgaat in de sector en wat oplossingen zouden kunnen zijn. Beleidsmakers, leraren, bestuurders, politici en betrokken ouders doen allemaal een duit in het zakje en dat komt niet altijd ten goede aan het beroepsbeeld van de onderwijsprofessional. Daarom is het belangrijk om samen met de sector te investeren in praktijkgericht onderzoek. Wat gaat er goed, waar is ruimte voor verbetering en hoe maken we veranderingen succesvol? Met een flinke dosis positieve energie en een brede expertise werkt het lectoraat Werken in Onderwijs samen met de regio aan deze vraagstukken. Na vier jaar geeft het kernteam, bestaande uit Mieke Koeslag-Kreunen, Patricia Brouwer, Maaike Koopman en Tamar Tas, een kijkje in de keuken en blikt vooruit op een tweede termijn.
Vier jaar geleden werd het lectoraat Werken in Onderwijs opgericht met een onderzoeksvraag op het thema: het kwantitatieve en kwalitatieve lerarentekort over de gehele breedte van het onderwijs van het po t/m het hbo. De afgelopen jaren heeft het lectoraat samen met partners in de regio veel onderzoek gedaan naar succesvolle interventies in de sector.
"Het is een vet dilemma waar we geen kant-en-klare oplossing voor hebben"
Lector Mieke Koeslag-Kreunen legt uit: “We zien dat er in het werken in onderwijs een structurele disbalans is tussen de werkeisen en energiebronnen. De nadruk ligt altijd op die werkeisen: we zien niveaus dalen, leerlingenpopulaties steeds diverser worden, armoede toenemen en dus zien we leerlingen de klas in komen met pittige thuissituaties. Kortom, er zijn problemen om ons heen die opgelost moeten worden in de scholen. Met als gevolg dat het curriculum op scholen steeds voller is en dat stelt de onderwijsprofessionals elke dag voor behoorlijk stevige dilemma's. Welke onderwijsdoelen zet ik nou voorop? Ga ik voor kwalificatie op lezen en rekenen, voor socialisatie, voor persoonsvorming? Wat kan ik voorrang geven? Dat maakt dat de cognitieve en emotionele belasting van werken in onderwijs hoog is. Daar zit precies de uitdaging van het vak, maar daar ontstaat ook de disbalans. Want de energiebronnen die je nodig hebt om dit aan te kunnen – zoals voldoende rust, een goede inductiefase als startende leraar, tijd voor ontwikkeling en een goede voorbereiding op je lessen – die schieten chronisch tekort. Die disbalans leidt tot uitval op zo’n grote schaal dat ook het beeld van werken in onderwijs minder aantrekkelijk wordt, de tekorten nog hoger oplopen en lessen uitvallen.”
Een vet dilemma
“Het tekort is ook niet gelijk verdeeld over scholen”, vult collega-onderzoeker Tamar Tas aan. “In het primair onderwijs is het lerarentekort het grootst in wijken met grote diversiteit. Enkele onderwijspartners geven aan dat sommige schoolteams bijna volledig bestaan uit zij-instromers en startende leraren. Hoe organiseer je dan de noodzakelijke begeleiding voor deze leraren? Hoe geef je die begeleiding vorm? Wij zijn blij dat praktijkpartners ons weten te vinden met dergelijke vragen, als uitgangspunt van ons onderzoek.”
Het lectoraat onderzoekt onder andere de ontwikkeling van het beroepsbeeld van onderwijsprofessionals en werkt daarvoor intensief samen met schoolorganisaties en opleidingen. In de woorden van Mieke: “Het lerarentekort is echt een vet dilemma waar wij ook geen kant-en-klare oplossing voor hebben, er zijn zoveel factoren die meespelen. Ons onderzoek laat zien welke interventies zouden kunnen werken.”
Leraren als onderzoekers
Om samen met de praktijk stappen te zetten in het herstellen van de balans tussen werkeisen en energiebronnen, spelen schoolorganisaties een cruciale rol. Mieke legt uit dat het nodig is om een lerende en ondersteunende cultuur binnen een school te creëren waar ruimte is om te werken aan de ontwikkeling van een team en individuen. “Dat vraagt om tijd, een heldere rolverdeling en het creëren van het gevoel er samen voor te staan. Dat is een proces van de lange adem, want een organisatie waar de werkdruk hoog is, verandert niet met een druk op de knop.”
Het zaadje voor een succesvolle verandering wordt geplant met een goede vraagarticulatie. “Bij een nieuwe samenwerking starten we het onderzoek met de vraag: wat heeft iemand nodig in de werkpraktijk en hoe zijn resultaten van het onderzoek dat we doen ook meteen bruikbaar in die praktijk?”, vertelt onderzoeker Maaike Koopman. “Samen met professionals in het veld brengen we in kaart waar die behoefte ligt en welk type onderzoek daar het beste op aansluit. Tijdens het uitvoeren van het onderzoek laten we leraren bijvoorbeeld meedraaien als docent-onderzoekers in een professionele leergemeenschap. Zo’n leergemeenschap is een manier van professionaliseren: leraren gaan met andere ogen naar hun eigen praktijk kijken en we kunnen samen met hen aansturen op bruikbare resultaten. In een van die projecten doen we samen met zes leerkrachten in het Utrechtse basisonderwijs en Utrecht Leert onderzoek naar motiverende factoren om in het onderwijs te blijven werken. Vertrouwen, verbinding en een lerende cultuur werken motiverend. De rol van de schoolleider is daarbij cruciaal. Leraren ervaren het bijvoorbeeld als motiverend wanneer zij van de schoolleider ruimte krijgen om mee te denken en zelf keuzes te maken. Het onderzoek leverde een tool op voor scholen om hier samen het gesprek over aan te gaan.”
Het betrekken van leraren in de rol van onderzoekers kan direct een positief effect hebben op hun werkpraktijk, maar het doen van goed onderzoek kost ook tijd, benadrukt onderzoeker Patricia Brouwer. “Met het formeren van een leergemeenschap wordt vaak meteen iets in gang gezet en die resultaten wil je volgen. Daar gaat tijd overheen. Om te onderzoeken of een interventie succesvol is, werken we bijvoorbeeld samen met HR-medewerkers binnen een school om te kijken hoe we iets echt kunnen veranderen. Voor mij zit daar het belang van ons onderzoek; in co-creatie onderzoek doen om zo de onderwijspraktijk te verbeteren.”
Opleiden en professionaliseren
Naast de werkpraktijk zijn ook de opleidingen belangrijke samenwerkingspartners voor het lectoraat. Ook aan deze kant is er sprake van een grote diversiteit; voltijd- en deeltijd lerarenopleidingen, opleidingen voor schoolleiders, trajecten voor zij-instromers en professionaliseringstrajecten voor leraren met een bevoegdheid. “Het vertrouwen hebben dat je goed voorbereid bent op het werken in onderwijs, is een grote energiebron”, geeft Mieke aan. “In het curriculum van de lerarenopleidingen zit een brede basis, maar omgaan met de complexiteit van de werkvloer vraagt eigenlijk om meer verdieping. Die past niet in het curriculum van een opleiding van vier jaar en dat zorgt ervoor dat startende leraren of zij-instromers die al tijdens hun opleiding veel voor de klas staan meteen veel voor hun kiezen krijgen. Wat ik mooi vind aan ons vak als onderzoekers is dat we zo nauw samenwerken met onze eigen opleidingsmanagers en die praktijkpartners. Neem bijvoorbeeld de groep zij-instromers. Die groep moeten we koesteren, want zij hebben heel bewust voor het onderwijs gekozen en zijn supergemotiveerd. Maar er is ook veel uitval onder hen, omdat ze vaak voor een moeilijke groep geplaatst worden en begeleiding niet aansluit op wat ze nodig hebben. Tamar heeft met andere collega's van ons lectoraat bijvoorbeeld een gesprekstool ontwikkeld op basis van nationaal en internationaal onderzoek, die schoolteams en opleiders helpt om die begeleiding vorm te geven.”
Verdieping op het curriculum
Als aanvulling op het bestaande curriculum van de lerarenopleiding, worden rijke leeromgevingen, leernetwerken en professionaliseringsaanbod steeds belangrijker om die verdieping wel aan te kunnen bieden. “In het project Leerpracht ontwikkelen we samen met scholen in de Utrechtse wijk Overvecht, de Marnix Academie en Universiteit Utrecht bijvoorbeeld professionaliseringsaanbod voor het lesgeven in een grootstedelijke context”, vertelt Tamar, naast onderzoeker ook senior docent op de pabo. “Scholen in Overvecht zijn wat wij noemen divers samengestelde scholen. Om als (toekomstig) leraar goed voorbereid te zijn op deze diversiteit, zetten we samen met partners een minor voor bachelorstudenten op en delen we onze kennis uit onderzoeksprojecten in gebruiksvriendelijke vormen met het werkveld.”
“We zouden dit ook wel in het curriculum voor alle studenten willen aanbieden, maar het past simpelweg niet. We willen heel graag onderzoeken of we dit geschikt kunnen maken voor de inductiefase, in de vorm van professionaliseringsaanbod. Onderdelen hiervan kunnen dan wellicht het curriculum indruppelen. Ook is te denken aan een andere organisatievorm, zoals het opleiden in leernetwerken bij onze tweedegraads lerarenopleiding. In zo’n netwerk vindt het opleiden dichter bij de school plaats zodat het is toegespitst op de specifieke schoolcontext. Ik ben zelf begonnen als leraar en gun iedereen goed onderwijs. Daarom vind ik het zo waardevol dat we vanuit het lectoraat juist ook aan die hele complexe werkpraktijk een bijdrage kunnen leveren. We horen uit de praktijk en van de opleidingen terug dat dat lukt."
Vier boodschappen voor de toekomst
Het onderzoek van de afgelopen 3,5 jaar heeft resultaten opgeleverd, verdeeld over de breedte van de sector. “Daar kunnen we vier boodschappen voor de onderwijsprofessional uitfilteren: goed starten, blijven ontwikkelen, slim organiseren en focus op lerenden. We zijn nog niet klaar, want we zien dat deze boodschappen of adviezen nog veel meer geïntegreerd kunnen worden. Hoe kun je een schoolorganisatie zo inrichten dat je echt tijd hebt om aan professionalisering te werken? En wat vraagt dit van leidinggevenden en hun rol in dit proces?”, stelt Mieke.
Een van die initiatieven waar het integreren van deze vier adviezen al goed lukt, is op Academie Tien, waar Maaike onderzoek gedaan heeft. “Daar werken ze met een visie op onderwijs waarbij leerlingen in heterogene groepen zitten”, legt ze uit. “Wat betekent die visie voor het handelen van de leraar en hoe ontwikkelen ze dat handelen? Die gelaagdheid komt daar mooi samen in het Opleidingshuis, waar de leerprocessen van leraren worden gekoppeld aan de leerprocessen van studenten die daar stage lopen. De focus ligt daar dus niet alleen op het individu maar ook op het leerproces van het hele team, waarbij wat nodig is voor de leerlingen centraal staat. Daar word ik echt heel enthousiast van.”
Het laatste woord is aan Mieke: “We hebben heel veel opgebouwd de eerste vier jaar en ik denk dat er nu een mooie club mensen staat met verschillende ervaringen uit de praktijk en de wetenschap. We zien om ons heen hele mooie initiatieven en die willen we systematisch in kaart brengen en naar buiten brengen ter inspiratie. Want die maatschappelijke urgentie van het lerarentekort, die is er nog altijd. Het is complex en soms moeilijk. Ik denk dat we dat niet uit de weg moeten gaan als lectoraat, maar daar juist moeten zijn.”