‘Om onderwijsinnovaties te laten slagen, hebben vernieuwers goede voelsprieten nodig’

In het onderwijs volgen innovaties elkaar in rap tempo op. Bijvoorbeeld om studenten beter voor te bereiden op de veranderende arbeidsmarkt. Of als duidelijk wordt dat andere manieren van leren beter passen bij de student van nu. Sommige innovaties zijn langdurig succesvol maar andere beklijven niet, waarna men terugkeert naar de oude situatie of een tussenvorm. “De hamvraag is hoe een onderwijsvernieuwer weet wat er moet gebeuren om een onderwijsinnovatie succesvol te laten landen”, stelt promotieonderzoeker Ansfrida Vreeburg. Zij onderzoekt welk handelingsrepertoire onderwijsvernieuwers daarvoor nodig hebben.

groepje onderzoekers LENI

Ansfrida Vreeburg, promotieonderzoeker bij het lectoraat Normatieve Professionalisering: “De inhoud van de onderwijsinnovatie en het proces moeten passen in de context: wat voor mensen werken er mee aan de vernieuwing en welke motivatie leeft er bij docenten, management en andere groepen in een team of instituut voor een bepaalde verandering? Een onderwijsvernieuwer heeft goede voelsprieten nodig om te merken wat er nodig is in die specifieke situatie om de verandering te laten slagen. Dat wordt ook wel situationeel bewustzijn genoemd.” Vreeburg houdt aan de start van haar onderzoekstraject verkennende interviews met ruim twintig onderwijsvernieuwers van verschillende Nederlandse hogescholen, om een eerste inzicht te krijgen in welk veranderrepertoire zij bewust en soms onbewust inzetten.

Situationeel bewustzijn in de praktijk

“In de praktijk zien we dat vernieuwingen soms niet van de grond komen, ondanks dat het management aangeeft er belang aan te hechten. In een organisatie vol professionals die als eenlingen voor de klas individuele ervaringen hebben, leven er verschillende visies op goed onderwijs. De werkelijkheid is dus complex en laat zich niet alleen sturen door managers. Een verandering of onderwijsinnovatie kan alleen tot stand komen als het in samenhang met de omgeving wordt ontwikkeld, met professionals die de innovatie ook echt in de praktijk uitvoeren en ook op nieuwe wijze acteren. Een onderwijsvernieuwer die in die complexiteit dingen weet te bereiken, heeft waarschijnlijk situationeel bewustzijn.”

Een gedeelde visie

Vreeburg was als projectleider betrokken bij het opzetten van een nieuwe masteropleiding in het technisch domein. “Een grote groep docenten ontwikkelde gezamenlijk een masteropleiding, naast hun reguliere werk in verschillende bachelors. Ze kwamen er al snel achter dat ze door hun verschillende vakgebieden en disciplines niet altijd dezelfde taal spraken. Omdat iedere speler in die context invloed heeft op het veranderproces, maakt dit de vernieuwing moeilijker en beperkt het de handelingsmogelijkheden. Ik heb met het team gewerkt om één coherente visie te vormen, waarin zij tot elkaar kwamen met nieuwe, gezamenlijke ideeën. De master zelf was niet alleen de onderwijsinnovatie, maar de manier van samenwerken en samen ontwikkelen in dit onderwijsdomein nog veel meer.”

Handelingsrepertoire

“Op basis van de eerste verkennende interviews valt me op dat onderwijsvernieuwers op veel lagen in de onderwijsorganisaties acteren, maar ook een diversiteit aan officieuze rollen innemen. De ene is heel erg verbonden met de inhoud van de innovatie, de ander juist helemaal niet. Zo ziet de een zichzelf als de coach van het innovatieproces, los van de bereikte doelen; de ander ziet zich als contactenmakelaar of als inhoudelijk architect van de onderwijsinnovatie. De ene onderwijsvernieuwer die ik spreek is heel bewust bezig met het begeleiden van een verandering, reflecteert op wat er gebeurt en zet tools in om bij te sturen. Een andere onderwijsvernieuwer lijkt vooral intuïtief te werken, gewoon ‘proberen het doel te bereiken’, zonder zich echt bewust te zijn van de plek in de organisatie of van tools of acties die misschien óók zouden kunnen bijdragen aan het resultaat. Ik verwacht dat het handelingsrepertoire van een vernieuwer samenhangt met hoe diegene zijn of haar eigen rol ziet, de context van de innovatie en misschien ook met de onderliggende waarden en overtuigingen van de onderwijsvernieuwer zelf.”

Over het onderzoek

Het promotieonderzoek wordt verder vorm gegeven op basis van bevindingen uit de verkennende fase. Het doel is om tools te ontwikkelen die veranderaars helpen om keuzes te maken als ze op moeilijke momenten zijn aanbeland. Het is de bedoeling dat het onderzoek de komende jaren enkele casussen in de praktijk nader onderzoekt, waardoor het hoger onderwijs er straks ook daadwerkelijk beter van wordt. Om meer te weten te komen over het onderzoek, of mee te doen aan het onderzoek kun je mailen naar ansfrida.vreeburg@hu.nl.

Deel dit artikel